Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch den [23]ezel, die [debaarmoeder] opent, zult gij met een [stuk] klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem den [24]nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, en men zal voor Mijn aangezicht [25]niet ledig verschijnen. 23. Of ezelin. Den ezel of de ezelin mocht men niet offeren, als zijnde onrein. 24. Of, onthalzen, of den hals doorhouwen. 25. Dat is, niet zonder gave of geschenk; wat men den priester gaf, dat werd gerekend alsof men het God gaf.